· 

Wat maakt bewegingsonderwijs uitdagend en inspirerend?

Bewegen kan leuk, stimulerend en uitdagend zijn. Wat maakt nu dat deze positieve kwalificaties regelmatig worden verbonden aan het bewegen en daarmee aan het onderwijs in dit bewegen?

Hoe kun je er nu voor zorgen dat bewegen niet alleen leuk en uitdagend is, maar ook inspirerend? Wat vraagt dit van de invulling van jouw lessen?

 

Waar leg je accenten leggen zodat iedere leerling aan bod komt? Hoe doe je in de gymles recht aan de grote diversiteit van beweegniveaus, motieven, belevingen en beweegredenen van kinderen? En hoe zorg je dat voor al deze verschillen aandacht is en ze gewaardeerd worden?  

Zomaar enkele vragen…

Laten we eens inzoomen op dit onderwijs in bewegen; wat komt er allemaal kijken bij het geven van bewegingsonderwijs?

  • Leerlingen laten een grote diversiteit aan beweegniveaus, motieven en belevingen zien. Hoe zorg je dat er voor iedereen voldoende te halen, te ervaren en te beleven is?
  • In hun speelgedrag hebben kinderen behoefte aan gevoelens van competentie, autonomie en verbinding met anderen: wat betekent dit voor je inhoud van je les en hoe organiseer je dit?
  • De beweegredenen van kinderen om deel te nemen aan bewegingsactiviteiten zijn heel verschillend. Hoe krijg je dit bij elkaar en waarop leg je de accenten?

Persoonlijk ervaren en beleven

De uniciteit en de eigenheid van een kind komt naar voren in de wijze waarop het deelneemt aan een bewegingsactiviteit. Ieder kind, hoe jong ook – kleuter, basisschoolkind of een leerling in het voortgezet onderwijs – komt met een unieke en persoonlijke bewegingsgeschiedenis naar de gymles. Elke kind neemt op zijn eigen en kenmerkende wijze deel aan bewegingsactiviteiten.

Elk kind heeft een eigen leertempo, eigen interesses, eigen beweegniveau en een eigen stijl van leren.

"Deze vier EIGENs vragen een gedifferentieerd

aanbod van bewegingsactiviteiten."

De unieke en persoonlijke leergeschiedenis, de eigen en kenmerkende manier van in een leerproces staan, samen met de vier EIGENs, zorgen ervoor dat elke leerling iets anders zoekt en veelal ook vindt binnen (aangeboden) bewegingsactiviteiten; de zogenoemde speelkriebel. De beweegidentiteit hangt nauw samen met deze speelkriebel. In de praktijk van het bewegingsonderwijs betekent dit concreet dat er binnen de verschillende bewegingsactiviteiten en arrangementen voor eenieder steeds ‘iets te halen’ en te beleven moet zijn.

Respecteren en waarderen van verschillen

Hoe kun je recht doen aan al die verschillende beweegniveaus, motieven, belevingen en beweegredenen van kinderen? Met andere woorden; hoe zorg je dat er voor elk kind voldoende te halen, te ervaren en te beleven is?

Het respecteren en waarderen van die verschillen tussen kinderen zal dan het uitgangspunt moeten zijn. Het gaat om een manier van kijken waarbij kinderen worden gezien als een unieke verzameling van mogelijkheden.

  • Centraal staan: het uitbreiden van bewegingsmogelijkheden van kinderen, het leren omgaan met onderlinge verschillen en deze verschillen inzetten ten behoeve van een overkoepelend belang: de gezamenlijkheid, ‘wij zijn een (leer)groep’;
  • Het doel van het bewegingsonderwijs ligt in het (verder) ontwikkelen van bewegingscompetenties en het bevorderen van de gezamenlijkheid.

Dit in tegenstelling tot homogeniserend bewegingsonderwijs waarbij het vooral gaat om het ‘wegwerken van verschillen’.

  • Het (nog) niet-kunnen staat centraal;
  • Het kind wordt gezien als een verzameling van tekorten;
  • Het doel van het bewegingsonderwijs ligt in het wegwerken van individuele tekorten en de verschillen tussen de leerlingen.

Helder zal zijn dat als we recht willen doen aan de verschillende motieven, accenten en bewegingsbehoeften van kinderen we dan zullen moeten aansluiten bij de zienswijze die uitgaat van het respecteren en waarderen van individuele verschillen.

Handvatten en tools

Het belang van het respecteren en waarderen van verschillen wordt vanuit een drietal invalshoeken onderstreept: speelkriebels, modaliteiten en de skill-willmatrix.

 

Inspirerend bewegingsonderwijs geeft duidelijke handvatten die een bijdrage leveren aan het afstemmen van bewegingsactiviteiten én de manier van begeleiden waarbij tegemoet gekomen wordt aan de specifieke beweegwensen, belevingen en speelmotieven van kinderen.

Speelkriebels

Een speelkriebel is de betekenis die een kind geeft aan het materiaal en de bewegingssituatie en zorgt voor het op eigen en een persoonlijk gekleurde manier vorm en inhoud geven aan een specifieke activiteit. De speelkriebel is wat de bewegingsactiviteit maakt tot een activiteit waarmee het kind iets kan en zich wil verbinden. Kinderen hebben en ervaren verschillende speelkriebels en komen verschillende dingen halen en brengen in de les.

 

Oog hebben voor de specifieke speelkriebels zorgt dat bewegingsactiviteiten beter gaan aansluiten bij wat een kind wil en kan, waarmee een bewegingsomgeving wordt gecreëerd waarin activiteiten meer gaan lukken. De succeservaringen nemen toe, de bewegingsontwikkeling krijgt een ‘boost’ en de motivatie wordt vergroot. Veelal is dit de intrinsieke motivatie om meer te gaan exploreren en te experimenteren.

Modaliteiten

De manieren waarop een kind een spel of een bewegingsactiviteit beleeft en ervaart is een aspect dat de aandacht verdient. Het ene kind wil vooral ‘vieren’, het andere is voornamelijk ‘sparrend’ in een bewegingssituatie aanwezig. Weer een ander kind is meer ‘lerend’ of ‘ontmoetend’ bezig.

 

Deze modaliteiten zijn bij kinderen veelal herkenbaar aan dat wat het kind prettig vindt. Zodra kinderen de gelegenheid wordt geboden hun eigen keus te maken, zoeken ze deze manier van deelnemen aan een activiteit op.

Vieren

Bij vieren gaat het voornamelijk om het ontspannen en moeiteloos bewegen. Speelsheid, herhaling en gemak zijn de kernwoorden. De leerling die het bewegen vierend beleeft en ervaart vraagt om een rustgevende, uitnodigende en volgende leerkracht. Het gaat om het in vrijheid bewegen binnen ontworpen en gearrangeerde bewegingssituaties.

 

Voorbeeld

Deniz (groep 7) is aan het trampolinespringen. De hele gymzaal staat volgebouwd en de kinderen mogen zelf kiezen wat ze gaan doen. Deniz blijft springen. En als er iemand anders wil, dan stapt hij er met tegenzin even af. Maar zodra de trampoline vrij is, staat hij er weer op. Poing, poing, poing. Hij gaat maar door.

Sparren

Bij sparren gaat het voornamelijk om het leveren van een inspanning om een (zelf)gestelde uitdaging aan het gaan. Sparren met je eigen krachten, sparren met het materiaal of sparren met je vriendjes. Een leerling die het bewegen vooral sparrend beleeft en ervaart heeft behoefte aan een aanmoedigende, stimulerende, prikkelende en enthousiasmerende leerkracht.

 

Voorbeeld

Met een strakke blik loopt Gijs (groep 6) naar de achterkant van het schuingestelde wandrek. Hij pakt het wandrek vast en probeert al hangend naar boven te klimmen. Het kost moeite maar Gijs geeft niet op. Hij glundert van oor tot oor als hij uiteindelijk boven aan het wandrek hangt.

Leren

Bij leren gaat het om het verwerven van bewegingsvaardigheden, om het opdoen van motorische vaardigheden. Het gaat hier om het gevoel een vaardigheid of truc onder de knie te willen krijgen. Het oproepen en zoeken van de zone van de naaste ontwikkeling is hiervoor een goede conditie. Een leerling die het bewegen lerend beleeft en ervaart vraagt om een structurerende, sturende en ook leidende leerkracht.

 

Voorbeeld

Mustafa (groep 1) is een paar weken geleden op school gekomen en probeert nu met een bezweet en serieus gezicht de bal over de bank te rollen in de mand. Steeds maar weer en steeds ernaast. De juf ziet wat er gebeurt en loopt naar hem toe. Mustafa stopt met rollen en kijkt verwachtingsvol naar de juf. Ze gaat hem vertellen hoe het moet, hoe het (nog beter) gaat lukken. Mustafa glundert.

Ontmoeten

Bij ontmoeten gaat het om het tegenkomen van de ander, het materiaal of jezelf. Kenmerkend is het zoeken naar de grens en het bewegen op de grens van het vermogen van de deelnemer en het materiaal. Een leerlijn die het bewegen ontmoetend beleeft en ervaart heeft behoefte aan een uitnodigende, vragende en uitlokkende leerkracht.

Gedifferentieerde verkenningsmogelijkheden binnen ontworpen en aangeboden bewegingssituaties is een belangrijk kenmerk voor kinderen die ontmoetend de wereld beter (willen) leren kennen.

 

Voorbeeld

Gabriel (5 jaar) vraagt aan Maartje of zij met hem wil gaan overgooien. Maartje vindt dit oké. Samen proberen ze de bal over te gooien. ‘Anders doen’, zegt Gabriel. Nee, zegt Maartje, ‘zo doen’. Kwaad gooit Gabriel de bal ver weg en loopt stampvoetend naar de bank en gaat zitten. ‘Dan doe ik niet meer mee!’, roept hij Maartje na.

  

Als beweegprofessional wil je graag aansluiten bij de beleving en verwachting van de kinderen. Door oog te hebben voor de verschillende modaliteiten waarmee leerlingen aan activiteiten deelnemen, heb je als leerkracht een ingang om de verbinding te maken en leerlingen te prikkelen en uit te dagen.

Skill – Willmatrix

De Skill-Willmatrix (zie afbeelding) wordt vaak gebruikt binnen managementtrainingen voor het aansturen van werknemers en teams. Voor het (bewegings)onderwijs is dit model ook zeer geschikt. Het biedt een manier van kijken die zorgt dat er meer aandacht is voor wat kinderen kunnen en willen en waardoor dit meer en beter op elkaar wordt afgestemd.

Kunnen

Bij kunnen gaat het specifiek om capaciteiten, competenties en andere kindkenmerken. Als een kind in bewegingssituaties kan aansluiten op basis van zijn natuurlijke (beweeg)talent heeft hij het gemakkelijk en vindt hij het veelal leuk. Competenties worden ontwikkeld binnen de grenzen van aanleg.

Willen rekt die grenzen flink op. Door kinderen aan te spreken en uit te dagen binnen hun zone van naaste ontwikkeling wordt het gevoel van kunnen meekomen behouden en de ervaring van ‘ik kan dit’ gekoesterd.

 

Willen

Bij willen gaat het om persoonlijke drijfveren, (beweeg)motieven en interesses van kinderen. Welke uitdagingen en speelkriebels vinden ze in het aangeboden bewegen. Wat is er voor hen te halen? Welke speel- en beweegkriebel kunnen ze vinden?

Als er wat te halen valt, neemt de motivatie en de betrokkenheid toe. Hoewel het soms niet direct duidelijk of eenvoudig te achterhalen is wat een kind precies wil, is het zeker de moeite waard om te blijven zoeken.

Motivatie blijkt meer samen te hangen met kunnen dan met willen. De gangbare mening is dat de motivatie toeneemt als, op basis van realistisch gestelde doelen, successen wordt behaald.

"Waar willen en kunnen elkaar vinden,

komt een kind het meest tot zijn recht."

Vakinhoudelijk principes

Met het introduceren van speelkriebels, modaliteiten en de skill-willmatrix wordt een groot accent gelegd op het persoonlijke ervaren en beleven. Door de bewegingsuitdagingen van de leerlijnen en bewegingsthema’s te verbinden met deze meer persoonlijke aspecten ontstaat een krachtige vakinhoudelijke combinatie.

 

 

Leerlingkenmerken waaronder de speelkriebel, de modaliteit en de wijze waarop de bewegingstaak wordt ervaren en beleeft, beïnvloeden elkaar.

 

Een verbinding met methodische principes en didactische uitgangspunten is steeds gericht op het uitdagen van de leerling tot het verbreden en verdiepen van de bewegingservaringen.

Het zoeken naar persoonlijke beweegoplossingen biedt mogelijkheden om op eigen wijze te leren en meer tegemoet te komen aan speelkriebels en modaliteiten.

Beleven van succes

Het accent op lukken, het beleven van succes dat met moeite en inzet is behaald zorgt voor extra motivatie. Intrinsiek gemotiveerd gedrag en eigenaarschap zijn de smeerolie voor effectief leren in bewegingssituaties.

En zijn dit nu niet precies de elementen waar het bij inspirerend bewegingsonderwijs om draait? Je verbinden met het kind, aansluiten bij de speelkriebel en modaliteiten en daarna vanuit vakinhoudelijke principes essentiële informatie en kennis over bewegen toevoegen.

 

De school en daarmee het bewegingsonderwijs, vormt bij uitstek de plaats om kinderen te inspireren en beter te leren bewegen. Gezien het grote belang dat wordt gehecht aan bewegen en het onderwijs in dit bewegen is het een uitdaging die de moeite van het aangaan zeker waard is. Inspirerend bewegingsonderwijs door nog meer af te stemmen op de beweegmotieven en belevingen van kinderen met voor de toekomst een grotere kans op een zinvolle en actieve lifetime beweeg- en sportbeleving.

Reactie schrijven

Commentaren: 0