Hoofdstuk 3

Begrippenlijst

A.

Acrogym - Acrobatische gymnastiek die niet individueel wordt beoefend maar minimaal met z’n tweeën.

Akoestische ondersteuning - Ondersteuning met behulp van geluid. Wanneer een kind leert om in de maat te stappen, kun je dit ondersteunen met bijvoorbeeld een trom.

Autonomie - Het op een eigen, zelfstandige, zelfbepalende manier deelnemen aan bewegingsactiviteiten.


B.

 

Bewegingsonderwijs - De huidige en veel gehanteerde term voor ‘lichamelijke opvoeding’ en ‘gymnastiek’ binnen het onderwijs. Achter de term bewegingsonderwijs zit een specifieke visie op bewegen.

Bewegingsuitdaging - De beschrijving van de kern van een bewegingthema dat richtinggevend en sturend is voor de leerhulp die wordt gegeven.


F.

 

Feedback  -(Algemeen) de invloed van de resultaten op processen die deze resultaten tot stand hebben gebracht.

Free running - Het zich verplaatsen over en langs obstakels (hindernissen en toestellen) binnen of buiten. Binnen het bewegingsonderwijs met kleuters wordt het veelal ‘bobbelbaan’ genoemd. Door de herhaling en variatie is het een boeiende activiteit voor kleuters.


G.

Gender bias - Vertekening dat betrekking heeft op de sociale (in tegenstelling tot de biologische) verschillen tussen vrouwen en mannen, die aangeleerd zijn, met de tijd kunnen veranderen en zowel binnen als tussen culturen variëren. Bijvoorbeeld de gedachte dat doorsneejongens competitiever zijn ingesteld en doorsneemeisjes

beter presteren bij samenwerkingsopdrachten en in overlegsituaties.  
        

Genderstereotiep - Wanneer rollen, gedragingen, opvattingen enzovoort in overeenstemming zijn met de ‘typische’ en klassieke man-vrouwrollen en -verwachtingen.


I.

Instructiestijl - De wijze waarop je informatie geeft over hoe een ander iets kan uitvoeren.


L.

Leerlijnen - Clustering van bewegingsactiviteiten (leerinhouden) die aangeven langs welke bewegingsuitdagingen kinderen hun vaardigheden kunnen uitbouwen. De leerlijnen samen vormen het geheel van een leergebied dat aangeboden wordt tijdens de basisschooltijd. Leerlijnen bieden een overzicht van de na te streven leerdoelen binnen een bepaald vakgebied. De verschillende leerlijnen bij elkaar bieden zicht op wat kleuters in de lessen bewegingsonderwijs leren.

Leerstijl - De wijze waarop omgegaan wordt met leerstof en leeractiviteiten.

Lichaamsbesef - Het subjectieve gevoel dat iemand over zijn lichaam heeft.


M.

Modaliteiten - Verschillende manieren waarop kinderen kunnen deelnemen aan bewegingssituaties. De beleving van een bewegingsactiviteit speelt hierbij een belangrijke rol.

Motorisch leren - Het geheel van processen als gevolg van oefenen en ervaringen die leiden tot een relatief permanente verandering in gedragsmogelijkheden. Motorisch leren wordt ook wel opgevat als het proces waardoor bewegingen met een toenemende vloeiendheid, accuratesse en snelheid kunnen worden uitgevoerd.


R.

Relatie - In de context van de kleuter in de speelzaal; het naast en met elkaar spelen, waarbij gerichte aandacht is voor de ruimte en tijd om de ander te ontmoeten.


S.

 

Speelkriebel(s) - Betekenis(sen) die het kind zelf aan een bepaalde activiteit geeft om mede daardoor op eigen manier vorm te geven en deel te nemen aan die activiteit.


Z.

Zone van de naaste ontwikkeling - Het gebied dat naast de zone van de actuele ontwikkeling ligt en waarnaar kan worden uitgebreid door de betrokkenheid van een ander en een passend en uitdagend bewegingsaanbod, en de volgende stap in de ontwikkeling kan betekenen. Wat het kind vandaag met hulp doet, doet het morgen alleen.    



Terug naar het overzicht?