Hoofdstuk 4 gaat over de LEER-kracht van de leerling. Een kind is in de basis volledig toegerust voor zijn eigen ontwikkeling. De mogelijkheden om deze kracht volledig te benutten en tot zijn recht te laten komen worden in dit hoofdstuk besproken. Het gaat dan over leerbehoeften, leerstijlen, de skill- will matrix en over de acht breinprincipes.
De uniciteit en de eigenheid van een kind komt naar voren in de wijze waarop het deelneemt aan een bewegingsactiviteit. Ieder kind, hoe jong ook, komt al met een unieke en persoonlijke bewegingsgeschiedenis naar de gymles en heeft binnen die les dan ook zijn eigen leerbehoeften. Voor jou als leerkracht is het goed om de speelkriebels te herkennen en de vijf ontwikkelingslijnen hiervan. Daarnaast de verschillende modaliteiten die aangeven hoe kinderen zich verhouden tot het spel of de activiteit. Verder worden nog de vier EIGENs onderscheiden. Elk kind heeft zijn eigen leertempo, beweegniveau, interesses en leerstijl.
De leerstijlen van Kolb zijn ook herkenbaar in de wijze waarop een kind deelneemt aan het bewegingsonderwijs. De doener, de beschouwer/ontwerper, de denker en de beslisser worden alle vier besproken aan de hand van hun plaats in de leercyclus waarin ook de twee leerdimensies in geplaatst zijn. Het is voor jou als leerkracht van belang dat je je eigen leerstijl voorkeuren kent.
Op basis van de combinatie van capaciteiten (iets wel of niet kunnen) en motivatie (iets wel of niet willen) krijg je inzicht door de Skill-will matrix vier ‘typen’ kinderen. Motivatie wordt uitgewerkt in concrete suggesties om bij jonge kinderen de intrinsieke motivatie te bevorderen in de gymles. Belangrijk bij motivatie is de ”mindset”, deze bepaalt in hoge mate hoe je je zal ontwikkelen. Er wordt onderscheid gemaakt in een statische mindset en een groei mindset. De meest voorkomende angsten die je kunt tegenkomen in de speelzaal worden behandeld.
Nieuwe inzichten over het brein en de wijze waarop het brein leert hebben invloed op hoe het bewegingsonderwijs moet worden vormgegeven en ingericht. Twee wezenlijke aspecten hierbij zijn herhalen en variëren. Hoe aan deze variatiebehoefte is te voldoen en hoe deze variatie is te waarborgen binnen bewegingssituaties wordt helder in de breinregels, de acht van het brein.